'Als je te lang in de afgrond staart, staart de afgrond terug', aldus Nietzsche. En: 'op de bodem van de afgrond ligt de waarheid' volgens Schiller. Die 'ouwe Duitsers' hebben wel wat, dacht 'van het padje'. Maar wat precies? Dat wilde ze nu toch eens onderzoeken. Niet door 'in de afgrond' te springen, maar wel door een tijdsprong te maken. Hoe was het toen voor padje alles 'zwart' was.
Zintuigen geven het op
Nadat Padje ruim 10 jaar geleden met een paddentrek 'van het padje' geraakt was heeft ze lang in het duister geleefd. Nou leven...het was meer vegeteren. Padje herinnert zich nog goed dat al haar eten, waar ze normaal zo dol op was, naar karton smaakte. Ze rook niets, voelde niets, zowel letterlijk (geen kou, geen lentebriesje) als figuurlijk (geen boosheid, geen verdriet). Haar ogen konden het daglicht niet verdragen. Het leek wel of al haar zintuigen het hadden begeven. Zelfs lekker kwaken, muziek maken op een groot waterlelieblad, lukte niet meer. Ze kon zichzelf en anderen niet aanhoren. Een monster, groter dan padje zelf, had haar langzaam maar zeker in zijn greep gekregen. De enige plek waar het monster niet bij kon was de slaap. Van het Padje lag dan ook het liefst 'voor Pampus' onder de modder.
De verleiding weerstaan
Het monster had maar één doel: Padje langzaam maar zeker naar de rand van de afgrond duwen. En daar stond ze. Ze staarde in de afgrond. Het was best aantrekkelijk. De afgrond staarde terug. In de beleving van padje heel verleidelijk. Zou het waar zijn dat op de bodem van de afgrond de waarheid te vinden was? Wat als ze zou springen? Zou ze het overleven? Wilde ze dat? Was er geen andere manier om achter de waarheid te komen? En bestond 'de waarheid' wel. En daar stond ze, wiebelend aan de rand. Het monster duwde, de afgrond verleidde, maar padje besloot om eerst een andere manier te vinden om achter de waarheid te komen. Een sprong zou ze mogelijk niet overleven en daar was ze toch nog niet aan toe. Dus met alle kracht die ze nog in zich had weerstond ze de verleiding en de stuwende krachten van het monster.
In stilte tot zelfinzicht komen
'Van het Padje' ontdekte dat de stilte van de modder, geen afleiding, geen bezoek, alleen op zichzelf aangewezen zijn, ook een positieve kant had. Want als er niemand is om je te helpen, zul je het zelf moeten doen. Padje begreep dat daar zelfinzicht voor nodig was. En inzicht in haar ziekte, acceptatie, aanpassing aan de nieuwe situatie. De waarheid was 'haar waarheid', een waarheid die Padje zou helpen uit de modder te kruipen. Daar was moed voor nodig. Ze moest het monster nu recht in het ogen kijken. Niet vluchten in haar 'veilige' modderbed. Het monster was haar waarheid en haar werkelijkheid. Vechten tegen het monster had geen zin. Ze zou het altijd verliezen. Nee, ze ging de dialoog aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten